25.5.06

Oorspronkelijk


Het romanpersonage Babs ontmoet de ex-vriend van een ander romanpersonage Julie en valt als een blok voor hem. Ze slaan onmiddellijk aan het vrijen.
“ De kaders beven, Laura kijkt toe vanuit een fotokader, de balkonbloemen aan de overkant hangen te zingen, de tulp gaat op haar tenen staan en groeit zienderogen. Haar handen gooien zich nutteloos open, gespreid als zeesterren, zijn ogen zijn gesloten, achter de wimpers gaan haar ogen halfopen, zijn handen klampen zich aan de lakens vast, de lichamen beven, wij zien Babs’hart zich drie tellen lang omdraaien in haar lijf, een rode hete schaduw schokt voorbij, alle gebouwen en insecten beven op hun grondvesten en op hun pootjes, vele minuscule wezentjes verlaten hun oude woonplaats, de grond is zacht en ongelijk onder zijn lichaam, hij voelt dat hij onderweg is naar een moment dat zo echt is dat hij er alleen schreeuwend naartoe kan rennen.”
Een voorbeeld van een van beeldende tekst uitpuilend boek dat zweeft tussen droom en gekte, een strak geregisseerde hallucinatie. Verrassend, boordevolle zinnen, filmisch. Het recensentengilde, Komrij, Peters, Goedegebuure, ze vielen allemaal als een blok voor dit boek van Saskia de Coster. Terecht.
(voor een overzicht van recensies, interview en beschouwingen verwijs ik naar mijn eerste Google-notebook)

Geen opmerkingen: