2.6.06

Verlies en winst


Op het 50-jarig huwelijksfeest van Klaas en Mieke zie ik voor het eerst hun kleindochter Anouk. Zij, inmiddels een jaar of dertien-veertien, schat ik, is een kind van de overleden dochter van hen: Reintje. Eerst moest ik goed kijken of ik overeenkomsten zag tussen haar en mijn geheugenbeeld van Reintje. Na een poosje was het me duidelijk. Haar hoofd iets schuin naar beneden en de blik licht omhoog, de bovenkant van het gezicht, onmiskenbaar lijkend op haar moeder. Iemand leeft voort in zijn kinderen, zo schoot het me weer te binnen.
Mijn moeder verloor een dochtertje van 5 jaar oud. Ik ken Jantine alleen van de foto boven op de TV: bij mijn Opa aan de hand op de Goorse wintermarkt. En van de schaarse dingen die mijn ouders over haar vertelden. Nooit vormde haar dood een belemmering in mijn ontwikkeling, ik had een warm thuis en heel veel vrijheid om te gaan en te staan waar ik wilde, geen last van overbezorgdheid. Pas na het overlijden van mijn moeder wees mijn broer er op dat zij moeite had zich te geven aan haar kleinkinderen. Nu was ze van nature al wat gereserveerd, zeker lichamelijk, maar ik denk dat ik de analyse van mijn broer deel dat het verlies van haar eigen kind mijn moeder een extra bindingsangst bezorgd had. Een angst die zich vooral manifesteerde in haar contact met de kleinkinderen.
De roedel kleinkinderen die tijdens het partijtje rond Klaas klonterde gaf luidkeels te kennen heel veel van hun opa te houden. “Opa is zo lief omdat je weet dat hij altijd eerlijk is,” zei Ciske zonder een spoor van twijfel. Ik zag Klaas bij haar vertrek Anouk naar de auto begeleiden, de arm om haar middel geslagen en zij een arm bij hem over de schouder. Geen spoor van bindingsangst te zien, dacht ik bij mezelf, eerder een innige band. Het ontroerde me. Verlies en winst gingen daar, verstrengeld, hand in hand.

2 opmerkingen:

Sjaak zei

Weinig zaken zijn zo mooi als de natuurlijke band tussen grootouders en kleinkinderen. Die lijken elkaar zo goed te begrijpen en tonen een onvoorwaardelijke interesse, liefde en loyaliteit. Alsof je zelf niet de schakel bent die beiden verbindt.

Anoniem zei

Als een tekst over jezelf-van-vroeger gaat (Losser), is dat leuk. Als het over jou(w) NU gaat is dat wat ingewikkelder. Dus maar even wachten met een reactie.
Kunnen twee zonen, dicht bij hun moeder,voldoende objectief,concluderen tot een begrijpelijke bindingsangst? Wat is dat waard, behalve dan dat het hen helpt vrede te hebben met het feit dat ze geen kans hebben gezien, warmte te bevorderen waar ze die graag hadden gevoeld: tussen hun kinderen en hun moeder? Dat is lang niet niks, trouwens.
Vandaag kreeg ik bericht dat een goede jongere vriend van mij(1930)plotseling is overleden.
Ik schrik me dood (niet echt gelukkig) en realiseer mij dat ik geen bindingsangst heb(zoals jij reeds constateerde) maar een dijk van een bindingsbehoefte. Ik wil me wel vastklampen aan mijn kinderen en kleinkinderen en moet zelfs mijn best doen ze daarmee niet al te zeer lastig te vallen.
Je kunt je uiteindelijke eenzaamheid niet ontlopen, maar die zo lang mogelijk uitstellen, wat zou daar mis mee zijn? klaas.